Mensen met de juiste kennis, ervaring en vaardigheden blijken maar al te vaak schaars. Onzin dus, om arbeidsmigratie per definitie af te wijzen, zo betoogt VNO-NCW-voorman Bernard Wientjes
Arbeidsmigratie roept veel emoties op, dat is een ding dat zeker is. En vooral ook veel vragen. Legitieme vragen, wat mij betreft. Want waarom hebben we eigenlijk buitenlanders nodig als er nog zoveel Nederlanders zonder baan zitten? En leidt het toelaten van buitenlandse arbeidskrachten niet tot een aanslag op onze sociale zekerheid?
In Duitsland hebben ze het allang door - NU.nl
Arbeidsmigratie
Bernard Wientjes wijdt uit over het accepteren van arbeidsmigratie, concurrentie van opkomende economieën en de nodige zorg voor de ouderen. In mijn vorige blog lichtte ik hierover ook reeds het een en ander toe.
“De vraag is daarom niet óf wij arbeidsmigranten nodig zullen hebben, maar hoe wij de goede arbeidsmigranten hierheen trekken” (Bernard Wientjes)
Eens, echter moeten we ons eerst afvragen hoe we de geschetste situatie werkend krijgen in de Nederlandse arbeidsmarkt, niet lukraak Duitsland nabootsen. Daarbij komen diverse vraagstukken naar boven.
Welke kennis willen we binnenhalen en onder welke voorwaarden? Hoe gaan we om met integreren in de samenleving, behuizing, gezinsmigratie, tariefbeheersing voor zzp’ers, nemen we ze op in het zorgstelsel en bijvoorbeeld taalkwesties. Wanneer Nederlands voertaal is, hebben we een probleem. Niet effectief kunnen communiceren, schaadt de efficiëntie en productiviteit eveneens.
Opleidingen moet anders
Op lange termijn is het zaak dat we opleidingen verleidelijker maken voor onze eigen mensen. Het schijnt ons land niet te lukken. Gaan we onze economie volledig afhankelijk maken van het buitenland? Ik heb het hier niet alleen over hogere opleidingen, net zo goed over ambachten die bijvoorbeeld de Oost-Europeanen beter lijken te bedrijven.
Ik heb het net zo goed over de laaggeschoolden. Het gaat dan veelal over het werk dat wij zelf niet willen doen en over handvaardigheden, de zogezegd echte ambachten. Maar Nederlanders moeten vervolgens hun gezin moeten onderhouden onder een hogere levenstandaard dan de migranten die het geld naar eigen land terugsturen. Lijkt me ook niet echt gunstig voor onze economie, dat wegvloeiende geld. Hoe lossen we dit op?
Hoe zorgen we dat de nieuwe generatie anders opgeleid wordt, anders opleidingskeuzes maakt en vooral ook meer de plicht krijgt, of beter gezegd voelt, een opleiding af te ronden? Dan moet het aantrekkelijker zijn, betere perspectieven bieden. Bij die taak behoort ook het betaalbaar houden van studeren. Breng voor studenten duidelijk in beeld welke kennis en/of kunde nodig is voor de toekomst. Creëer meer relatie tussen opleiding en praktijk. Hoe vaak hoor je studenten niet roepen dat ze geen idee hebben wat ze met het geleerde in de praktijk moeten?
Meer controle op (migratie) mogelijkheden
Wanneer is de prijs meer bepalend dan de kwaliteit en voor hoe weinig mogen migranten het werk dan uitvoeren? Daarnaast, die opsplitsing van gezinnen is niet echte een wenselijke situatie. Een gelukkig mens presteert beter. Willen we dan al die gezinnen naar Nederland gaan halen? Die mensen moeten uiteindelijk ook weer aan het werk, leven van ons zorgstelsel…
Naast nieuwe regelgeving, opleidingsnormen, waar zijn de leiders die dit begrijpen? Een belangrijke schakel. Dit vraagt om innovatief leiderschap, waarbij de aansturing aanvankelijk tegendraads lijkt. Waarschijnlijk gaat het tegen alle budgetteringsplannen in. Maar geld maken we met geld, zelfs in crisistijd. Dan moeten we dus investeren in mensen die de toegevoegde waarde brengen.
Kiezen dus. Duidelijke richtlijnen. Waar de absolute grenzen liggen, staat op de kaart. Maar waar liggen de grenzen van één Europese arbeidsmarkt? Zoek ze op. Er moet een economie tot leven worden gewekt, waarin (Nederlandse) bedrijven weer kunnen floreren.
Haal de nodige kennis en kunde boven water, voor korte én lange termijn. Dat vraagt om een kritische plan van aanpak, niet om een simpele ja of nee als antwoord op de arbeidsmigratie.
Waar het in Nederland aan schort is een (op een enkele positieve uitzondering na) structurele tekort aan samenwerking tussen opleidingen en bedrijfsleven. En hierbij bedoel ik opleidingen op alle niveaus en een dwarsdoorsnede van het hele bedrijfsleven.
BeantwoordenVerwijderenNatuurlijk wordt er (soms) gericht gesproken tussen een bedrijf en een opleiding, of een beroepsgroep en een groep van gerichte opleidingen, maar die gaat vaak over een gerichte samenwerking.
Scholen en universiteiten moeten weten waar het bedrijfsleven naar toe gaat, in de breedte, alleen op die manier kun je beroepsgerichte opleidingen creeren die hun studenten/leerlingen flexibel genoeg maken om later met veranderende vraag van de (arbeids)markt mee te laten bewegen. Dus niet rigide onderwijzen op uitsluitend de eigen beroepsvaardigheden, maar ook op hoe het beroep ontwikkelt, en op de meest logische uitwijk wanneer het beroep "ineens" overbodig lijkt te worden. Door regelgeving, door arbeidsmigratie, door techniek, etc.
Dit vraagt veel van de opleidingen en van het bedrijfsleven. In ieder geval inlevingsvermogen. In dat geval helpt het niet dat veel opleiders nog nooit buiten het onderwijswezen hebben gewerkt en veel mensen uit het bedrijfsleven nog nooit een stap in het onderwijs geven hebben gezet. Regelgevers in dit land kunnen dit faciliteren, wat mij betreft zelfs afdwingen. Vraagt dit extra investering vanuit de overheid? Mijns inziens maar een zeer beperkte. Boekt het resultaat? Ik denk van wel